Ik heb de keuze gemaakt om te gaan hardlopen omdat ik er op jonge leeftijd goed in was. Omdat ik het leuk vond prijzen te winnen en omdat ik als eerste over de streep kwam. Hier in Zuid-Afrika zie ik een ander hardlopen. Rennen om te leven, maar ook leven om te rennen.
‘Zullen ze aan het trainen zijn? De Two Oceans is toch net geweest?’, denk ik terwijl ik zwarte Afrikanen over de weg rennen. Ik rijd in mijn gehuurde Hyundai i20 door het Zuid-Afrikaanse landschap en verbaas me. Het is alsof ik naar een snelle marathon zit te kijken die de kopgroep in beeld brengt. Mannen, maar ook enkele vrouwen, vaak met een klein rugzakje om de schouders. Eén loper valt mij op. Zijn soepele tred, een grote gebreide muts/zak op z’n hoofd waar zijn dreads in zitten, een grote lach op zijn gezicht en vooral die enorme snelheid. Ja, dat zie ik allemaal in het voorbijrijden. ‘Dit is ook Afrika. Dit is echt Afrika,’ denk ik nog. Maar al die Afrikanen die ik langs de weg zie lopen doen natuurlijk helemaal niet mee aan een marathon. En ze trainen ook niet voor een race. Ze zijn op weg naar hun werk. Een reis waar ze dagelijks urenlang over doen. En niet zoals wij met de auto in de file, maar te voet. Wandelend of liever hardlopend, want dat gaat sneller.
Mijn overvolle reistas
Mijn verblijf in Zuid-Afrika is bijna voorbij. Helaas, want ik zal dit land missen. Ik weet het als ik mijn tas in pak. Ik ben verliefd. Ja, verliefd op Zuid-Afrika. Het soort verliefdheid zoals je dat ook bij je vriendin hebt. Alles is mooi. Alles is lekker. Maar net als bij je grootste liefde, die altijd de mooiste is, zie ik dat dit prachtige land ook een andere kant heeft. Vooral de townships maken een verpletterende indruk op mij. Naast Stellenbosch – dé wijnplaats aan de Westkaap van Zuid-Afrika – ligt de grootste township van heel het land; Khayelitsha. Het ligt langs de weg naar Simons Town, waar ik langs de mooie stranden mijn duurloop maakte. Deze weg en de township worden alleen gescheiden door hoge duinen. Achter de duinen ligt een oneindige vlakte bedekt met huisjes gemaakt van golfplaten. Dit is het thuis van de bewoners van Khayelitsha. Men vermoedt dat er in deze township zo’n 500.000 mensen wonen, maar dat zouden er ook wel eens 1 miljoen kunnen zijn. Te bizar voor woorden. Van de mensen die er wonen is meer dan 70% werkloos. Er zijn er verschillende gangs actief en er is veel criminaliteit. Vooral het drugsgebruik en aantal kindermisdrijven ligt schrikbarend hoog.
Ik neem altijd veel te veel spullen mee en tijdens deze reis helemaal. Vrijetijdskleding – en dit keer dus ook nog mijn loopspullen – zorgen ervoor dat mijn tas uitpuilt. Ik zit op de vloer van mijn hotelkamer met mijn benen om mijn tas geklemd en mijn vingers doen pijn van prutsen met de scherpe rits. Ik krijg mijn tas niet dicht. De tas wil niet dicht door al die loopspullen waar ik al een kast vol van heb. Veel daarvan draag ik maar één keer, omdat ik door mijn werk bij Run2Day regelmatig nieuwe loopspullen krijg en ik de massel heb dat ik samplesize medium aan kan. “Dit is niet normaal,” zeg ik tegen mezelf en neem een besluit. Ik leg mijn loopspullen apart en besluit deze uit te delen aan de mensen die ik langs de weg zie lopen. Zij kunnen het vast beter gebruiken dan ik.
Mijn volgende drie vragen zijn: “Sorry, what was your time?”, “Sorry, what time did you run?” en “Sorry, did you say 3.32?!”
Met mijn loopspullen rijd ik naar Khayelitsha en daar ik zie ze weer, die lopende Zuid-Afrikanen. Met tussen hen weer die ene loper met die soepele tred. Hij loopt met die herkenbare tred en de grote muts op zijn hoofd. Direct ros ik mijn auto aan de kant. Ik toeter en gebaar naar hem. Hij stopt en kijkt me aan. Vragend, alsof hij niet zeker weet wat die blonde lange blanke van hem moet. Toch komt hij naar me toe. Ik stel me voor en vraag hem of hij vaak hardloopt. Een stomme vraag eigenlijk, maar hij geeft antwoord. In redelijk Engels zegt hij dat ie Simphiwe Vallem heet en dat hij vaak loopt. Hoe vaak zal hij me later vertellen. Van zijn verhaal weet ik op dit moment nog helemaal niets.
Omdat iedereen je sterk afraadt om zo dicht bij Khayelitsha te stoppen, wil ik eigenlijk snel alle spullen die ik gepakt heb aan hem geven en weer verder gaan. Maar iets houdt me tegen. Ik wil weten wie deze loper met z’n prachtige tred is. Niet alleen ík wil meer weten. Simphiwe vraagt mij of ik de Two Oceans heb gelopen. Ik kijk Simphiwe aan en zeg ja. Hij wil mijn tijd weten en ik vertel hem blij dat ik het in 5.44 heb gedaan, maar voeg er meteen aan toe dat ik ei-gen-lijk een 400-meter-loper ben. Er komt een grote smile op zijn gezicht en hij zegt dat hij ook de Two Oceans gelopen heeft. “Wauww, what time did you run?”, roep ik uit. Zijn antwoord doet me stamelen: “Sorry, what was your time? What time did you run?! Did you just say 3.32?!” Ik weet niet wat me overkomt. Hoe is het mogelijk? Ik kom twee keer op een weg waar duizenden mensen hardlopen dezelfde man tegen. En deze Simphiwe loopt in 3.32 uur 56 KI-LO-ME-TER!
Niet veel later staan vier paar hardloopschoenen, een setje slippers en een tas vol hardloopkleding naast hem. Ik bied hem een lift aan. Het is nog ver naar Khayelitsha, waar hij woont. En ondanks dat hij eigenlijk naar huis wil lopen, vullen Simphiwe en zijn enorme zweetlucht kort daarna mijn auto. Wat een geur! Maar hoe kan het ook anders? Een jack wat totaal niet ademt en waarschijnlijk ook geen fatsoenlijke douche thuis, bedenk ik me.
Going into Khayelitsha
Terwijl we de grote township naderen, praten we over hardlopen en de Two Oceans race die we beiden een week ervoor liepen. Ik vraag Simphiwe waar hij vandaan kwam rennen. Zijn werk, is het antwoord. Elke dag rent Simphiwe 19 kilometer naar zijn werk en weer19 kilometer terug naar huis. Om 5.50 stipt vertrekt hij van huis om 7.00 sharp te starten met werken. Dit betekent dus dat hij de 19 kilometer in de ochtend in 1.10 uur rent om daarna direct aan het werk te beginnen. En ‘s middags doet hij niet rustiger aan, vertelt hij, want hij wil op tijd thuis zijn. Zo kan hij met zijn broer samen eten. We rijden Khayelitsha binnen en ik vraag of het wel veilig is voor mij om hierin te rijden. “Nee,” antwoordt Simphiwe, “maar ik zit nu bij je in de auto en iedereen kent mij.”
Fuck, ik ben verdwaald. “Told you so”, zegt Simphiwe. “You’re lucky you found my house again.”
De straatjes worden smaller. De straatjes worden voller, met de mensen en kinderen die er wonen. We vallen op en ik weet het. Dat geeft een soort angstig gevoel, maar het heeft ook iets moois, al klinkt dat misschien gek. Het ambulancepersoneel en de brandweermannen die komen als er weer eens een grote brand is, zijn de enige blanken zijn die in Khayelitsha komen. “Owwww,” denk ik, “goed bezig Hindriks. Wat dacht je? Na 56 kilometer rennen kan je dit ook wel aan? Onsterfelijke!”
Getting lost in Khayelitsha
Na een dikke 8 kilometer in de township – waarbij ik goed in de gaten gehouden heb hoe ik gereden ben – komen we bij zijn huis aan. Het is één van de weinige stenen huizen. Simphiwe kan dit samen met zijn broer betalen, omdat ze hier 5 tot 7 dagen per week hard voor werken. De oppervlakte voor twee volwassen mannen is tien vierkante meter. Simphiwe biedt me zijn hulp aan om de grote weg terug te vinden. “Nee, dat vind ik zelf wel”, zeg ik.
Toeterend rijd ik weg en binnen 5 minuten heb ik al geen idee meer waar ik ben. Zoveel mensen op straat, allemaal huisjes die bestaan uit golfplaten. Kinderen voetballend op straat, vuurtjes op straat waar op gekookt wordt en ik heb echt geen idee waar ik ben. Nu begin ik ‘m opeens te knijpen. Vooral ook om het feit dat echt iedereen de auto inkijkt alsof ze nog nooit een auto gezien hebben en wellicht vooral omdat ze denken: wat doet die blanke hier? Mijn pet zet ik wat lager op mijn gezicht. Groeten doe ik een beetje op een stoere manier met twee vingers in de lucht. Ik sla af en kom op een smalle zandweg waar twee doeltjes staan met allemaal kids die aan het voetballen zijn. Stoppen moet ik – en dat is nou net wat ik niet wil. Dus hop, direct in z’n achteruit en keren. Dezelfde weg als ik nam. Op goed geluk kom ik bij het huis van Simphiwe aan, die met een brede lach naar me zwaait. “Told you so”, zegt Simphiwe. “You’re lucky you found my house again.”
Comrades marathon het ultieme doel
Samen in de auto praten we weer over hardlopen. Over blessures deze keer. “Geblesseerd zijn is geen optie.” vertelt Simphiwe. Als hij niet kan lopen, kan hij ook niet werken. Dat betekent dat hij geen eten heeft. Eten is essentieel om heel te blijven en zijn spieren te laten herstellen – naast het feit dat je moet eten om te leven. Hij vraagt mij of ik ook de Comrades marathon in Durban loop op 31 mei. “Hé, die 56 is al een hele uitdaging geweest voor een 400-meter-loper. 89 kilometer is echt even een brug te ver”, zeg ik verschrikt. Simphiwe lacht: “De Two Oceans is een goede training. De Comrades-marathon is de marathon die echt telt hier in Afrika.”
Bij de grote weg nemen we weer afscheid met de Zuid-Afrikaanse handshake en een hug. Dat Simphiwe een goede zweetlucht om zich heen heeft hangen maakt me geen fuck uit. Hij leeft om hard te lopen én hij loopt vooral hard om te leven.
Hij heeft me geraakt
Ik ben er zeker van dat ik hem bij mijn volgende bezoek aan Zuid-Afrika nog eens opzoek. Ik denk dat ik hem op zal wachten langs de weg, want Khayelitsha inrijden? Dat doen ik niet alleen. Eén ding is zeker. Ik check de uitslagen van de Comrades na 31 mei even, want Simphiwe wil zijn pr van 6.58 verbreken. Met zijn nieuwe running gear én een zak vol SIS voedingssupplementen tijdens de race kan het niet anders.
adidas en SIS hebben ons tijdens deze hele journey voorzien van de beste running gear en voeding. Hardloopschoenen, kleding en andere trainings gear, waardoor we ons optimaal konden voorbereiden op de ultieme race. En mijn adidas running gear heeft een tweede leven gekregen. Simphiwe heeft dezelfde schoenmaat als ik en ook maatje M kleding. Hij kan zich met deze gear optimaal voorbereiden op de Comrades-marathon. Als je 5 dagen per week 38 kilometer loopt en dan in het weekend nog eens “een duurloopje pakt” loop je al snel 800 kilometer per maand. Dat betekent dat je om de twee maanden eigenlijk een nieuw paar schoenen moet hebben. Je snapt natuurlijk dat Simphiwe dit nooit kan veroorloven.
Eén van de dingen die elke reisgids, tourgids, blanke én zwarte Afrikaan je op het hart drukken: “ga nooit de townships in!” Wat doet Hindriks? Juist, die is gegaan en weet je wat? Deze rit naar Khayelitsha en het weggeven van mijn running gear geeft mij een nog lekkerder en ultiemer gevoel dan finishen in de Two Oceans race.
Tja, en die opmerking van Simphiwe: “De Two Oceans is een goede training, want de Comrades is dé marathon die echt telt, hier in Afrika”? Ik denk dat ik toch maar eens ga opzoeken wanneer deze race in 2016 is…
Athletes make friends all over the world!
5 Comments
Comments are closed.
Super verhaal zo voor het slapen gaan, wat een avontuur!
Het was ook een erg mooi verhaal om mee wakker te worden vanmorgen 🙂
Dank Jordy! (En doe maar, die 89. Nog meer verhalen aub!)
Jordy, je bent een held! En mooi beschreven!
Prachtig verhaal. Mooi geschreven. Wat leven wij hier toch een luxe leven.
had ik je al verteld dat dit een topverhaal is! zit toevallig nu de comrades te kijken…pfff indrukwekkende mannen. nog 10 km te gaan ongeveer.